Waarom gaan we voor een 30-urenwerkweek?
Een 30-urenwerkweek. Komt het nogal radicaal op je over? De eerste keer dat je met het idee geconfronteerd wordt, roept het vele vragen op. Dat is normaal. Het idee dat we in de toekomst minder uren zullen werken, gaat in tegen het huidig discours dat we met zijn allen meer uren en langer moeten werken.
De denkpiste verdient een eerlijk debat
Toch is langer en meer uren geen wetmatigheid, maar een politieke en maatschappelijke keuze. Gedurende het grootste deel van de vorige eeuw kozen we er als maatschappij voor om de werkweek collectief in te korten. Van 60-70 uur per week in het begin van de 20ste eeuw tot 38 uur per week aan het einde.
Ook in de 21ste eeuw moeten we durven nadenken over een kortere werkweek. Het kan namelijk een belangrijke stap zijn richting meer evenwicht tussen werk en privé en meer gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Want daar knelt het schoentje vandaag nog steeds.
Ja, op individueel niveau kennen we een kortere werkweek dan 60 jaar geleden. Dit betekent niet automatisch dat individuen meer evenwicht tussen werk en privé ervaren.
Vandaag is de norm dat je met twee voltijds aan de slag gaat. Dat betekent dus met twee minimum 38 uren werken per week. Op gezinsniveau spenderen we dus méér tijd aan betaalde arbeid dan ten tijde van het kostwinnersmodel. Toen waren de taken duidelijk verdeeld. De man ging uit werken (gemiddeld 50-45 uur per week) en de vrouw bleef thuis om de huishoudelijke en zorgtaken op zich te nemen. Elk was gespecialiseerd in zijn/haar domein.
De toegenomen scholingsgraad van vrouwen, een verhoogde vraag naar vrouwelijke arbeidsdeelname ter versterking van de economie en de tweede feministische golf zorgden er voor dat vrouwen steeds actiever werden op de arbeidsmarkt. Elke nieuwe generatie jonge vrouwen is actiever op de arbeidsmarkt dan de vorige. En dat is een goede zaak. Het is belangrijk voor hun financiële zelfstandigheid, hun ontplooiingskansen. Maar ook voor de maatschappij. Zo sluiten we geen potentieel talent uit, louter op basis van geslacht. Maar de transitie van het kostwinnersmodel naar het tweeverdienersmodel betekent ook dat gezinnen meer tijd gaan spenderen aan betaalde arbeid en dat tijd voor het huishouden en de kindzorg onder druk komt te staan.
Tegelijk is ook het aantal eenoudergezinnen toegenomen. Van alle Vlaamse gezinnen met kinderen is één op de vijf een eenoudergezin (225.808 gezinnen). Voor eenoudergezinnen is de combinatie van werk en privé een extra moeilijke evenwichtsoefening. Binnen eenoudergezinnen kunnen de taken logischerwijs al niet verdeeld worden over twee personen. Maar ze kunnen ook moeilijker gebruik maken van gezinsondersteunende voorzieningen zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang en ouderschapsverloven.
Voor eenoudergezinnen is de combinatie van werk en privé een extra moeilijke evenwichtsoefening.
Zowel voor tweeverdienersgezinnen als eenoudergezinnen is het moeilijk om aan de norm van het huidige voltijds van 30-uren te voldoen. Op maatschappelijk niveau betalen vooral vrouwen daar een prijs voor. De invloed van traditionele rolpatronen en de loonkloof zorgen dat bij gezinnen wie de combinatie moeilijk verloopt, het vaak de vrouw is die een stapje terugzet van de arbeidsmarkt. Soms door gebruik te maken van verlofstelsels (70% van het ouderschapsverlof wordt opgenomen door vrouwen), soms door deeltijds te werken (ongeveer 42% van de vrouwen werkt deeltijds), soms door jarenlang niet actief te zijn op de arbeidsmarkt. Dit is nefast voor hun carrière, loon, pensioen en financiële zelfstandigheid.
Mannelijke werknemers spenderen gemiddeld 38,6 uur per week aan betaalde arbeid en vrouwelijke werknemers gemiddeld 32,4 uur. Terwijl vrouwen gemiddeld per week 9,5 uur meer spenderen aan huishoudelijke taken en kinderzorg dan mannen. Bovendien hebben mannen ongeveer 6 uur meer vrije tijd per week dan vrouwen.
We hebben dus nood aan een ander maatschappelijk model waarin gezinnen werk en privé evenwichtig kunnen combineren en waarin mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen thuis en op de arbeidsmarkt. De overgang naar een 30-urenwerkweek kan daar een belangrijke voorwaarde voor zijn.
Door de norm voor voltijds werken te verlagen naar 30 uur, haal je druk van de ketel en geef je gezinnen meer ademruimte voor andere taken en tijdsbestedingen die noodzakelijk en waardevol zijn. Mensen hebben tijd nodig om hun huishouden te regelen, om kinderen op te voeden, om familie en vrienden te ontmoeten, om te bewegen, om mantelzorg te verlenen, om een vrijwilligersengagement op te nemen, om zich te ontspannen, een opleiding te volgen, …
De 30-urenwerkweek kan ook voor meer gendergelijkheid zorgen.
De 30-urenwerkweek kan ook voor meer gendergelijkheid zorgen. Doordat de norm dichter aansluit bij de dagelijkse realiteit van vrouwen, krijgen ze meer kansen op de arbeidsmarkt en zullen ze financieel sterker staan. Ten tweede kan een 30-urenwerkweek op gezinsniveau leiden tot een gelijkere takenverdeling tussen partners. Mannen die vandaag de dag extra tijd willen vrijmaken voor hun gezin, worden daar nog te vaak scheef voor bekeken en ondervinden negatieve gevolgen voor hun carrière. Door iedereen die extra tijd te gunnen, door middel van een 30-urenwerkweek, kunnen we de opvattingen daarover veranderen. We geven mannen, die vaker voltijds werken, meer ruimte om een groter aandeel van de huishoudelijke en kindzorg taken op te nemen. Een gelijkere verdeling van die taken tussen mannen en vrouwen geeft vrouwen meer ruimte om op de arbeidsmarkt actief te zijn.
De 30-urenwerkweek is één van de denkpistes die we moeten durven bewandelen in onze zoektocht naar meer evenwicht tussen werk en privé voor mannen en vrouwen. Het verdient een eerlijk debat. Eentje waarbij we de voor- en de nadelen van het voorstel onderzoeken en afwegen tegen andere voorstellen.